Afke: ‘Rotmoeder was precies het woord dat ik vandaag nodig had’
Columnist Afke (41) is naast moeder van drie ook partner, dochter, vriendin, buurvrouw en ZZP-er. Ze heeft een zwak voor imperfectie en echtheid, maar kan het goede moedergedoe, het beeld van de moeiteloos succesvolle ondernemer en de ideale echtgenote soms moeilijk laten voor wat ze zijn. Daar schrijft ze over voor Famme.
Column: rotmoeder
Vanmorgen sloeg mijn kind de deur dicht en riep dat ik een rotmoeder was. Ik wist dat dat woord niet over mij ging, maar over dat wat hem zo frustreerde en dat hij ergens heen moest met zijn onmacht. Liever heb ik dat hij die energie naar buiten richt dan dat hij tegen zichzelf zegt dat hij een rotkind is. Dat gebeurt als ik hem op zijn kop geef en hij zijn woorden inslikt. Ik wil graag de moeder zijn die in staat is om voorbij de woorden te kijken en hem leert om te begrijpen wat er net gebeurde. Dat het bij mij veilig is om te oefenen met alle gevoelens die je als kind zo kunnen overvallen. En ook dat woorden een ander kunnen raken.
Maar vandaag lukt het niet. Het woord ‘rotmoeder’ dendert naar binnen en bijna direct stromen de tranen over mijn wangen. Mijn hartstreek doet pijn en ergens roept een stemmetje: ‘Bingo, nu ben je mislukt op alle vlakken.’ Ik probeer de tranen weg te vegen, wil niet dat mijn kinderen mij zo zien. Maar er komt geen einde aan. Het is alsof er gevoelens van dagen, weken en maanden loskomen.
Tekenen
Éen van mijn kinderen kruipt zonder iets te zeggen op de bank en verstopt zich onder een dekentje. Iemand roept: ‘Zie je wel, het is allemaal mijn schuld!’ Mijn jongste zegt: ‘Mama huilen’, en danst verder. Dwars door het snikken heen glimlach ik even. Zij heeft het begrepen.
Haar moeder is verdrietig, maar dat betekent niet dat zij zich niet vrolijk mag voelen of dat zij het op moet lossen voor mij. En als dat zo is, dan is het omgekeerde ook waar. Als ik verdriet voel en zij is blij, dan hoef ik mijn verdriet niet te verstoppen om net zo blij te doen als zij.
Mijn onder het dekentje verstopte kind gluurt door een kiertje naar me als ik naast hem ga zitten. De andere twee zijn verder weg, maar ik weet dat ze me kunnen horen. Mijn tranen stromen nog te veel om te kunnen praten. Wat moet ik doen? Hoe maak ik duidelijk dat het niemands schuld is dat ik mij nu zo voel? Ik pak een papier en begin te tekenen. Ik teken wat er net is gebeurd. Mijn kinderen komen dichterbij.
Emmertje
Ze kijken naar de lijnen die het potlood trekt. ‘Mama!’, roept mijn jongste en wijst naar het vrouwtje op het papier. ‘Ja, dat ben ik’, zeg ik.
‘Kijk, vandaag toen ik opstond was mijn emmertje al een beetje vol. Normaal kan mijn emmertje leeglopen via de wortels aan mijn voeten, maar die wortels waren klein geworden. Totdat er niets meer weg kon. En toen stootte ik mijn elleboog en kwam er nog een beetje bij. En toen was de melk op en toen werd mijn emmertje nog voller en vanmorgen stroomde mijn emmertje over toen we ruzie kregen. Zie je mijn tranen? Die helpen mij. Ze zorgen ervoor dat mijn emmertje weer leeg kan lopen. Mijn emmertje zat heel vol dus heb ik ook heel veel tranen. Die tranen zijn van mij. Niemand anders heeft ze in mij gestopt en niemand anders kan mijn emmertje leeg laten lopen dan ikzelf.’
Mijn kinderen staan nu heel dichtbij, ik kan hun lichaamswarmte voelen. Het is fijn dat we elkaar niet aan hoeven te kijken en toch in contact zijn. Ik vertel ze hoe belangrijk het is om af en toe te huilen, dat je dan kunt ontladen. En dat grote mensen net zoveel tranen hebben als kinderen, maar dat ze vaak geleerd hebben om ze tegen te houden of te doen alsof ze er niet zijn. Dat dat helemaal niet fijn is.
Opluchting
‘Ik heb jou nog nooit zien huilen’, zegt de middelste. Verbaasd kijk ik hem aan. Die middag plakken we de tekening op de muur. Ik voel opluchting. Ik ben blij dat ik niet heb gedaan wat mijn hoofd goed vond, mijn verdriet inslikken en verbergen. Gelukkig kon ik niet anders dan laten zien wat er was, zodat zij misschien morgen en overmorgen en de dagen, weken en maanden en jaren daarna ook durven laten zien wat er is. ‘Jij moet je wel heel boos hebben gevoeld toen je rotmoeder riep’, zeg ik tegen mijn kind als hij het plakband aangeeft. We praten over wat er die ochtend gebeurde. Ik luister en hoor hem. En hij hoort dat woorden pijn kunnen doen, maar dat hij zich niet schuldig hoeft te voelen over mijn tranen. Die zijn van mij. ‘Rotmoeder’ was precies het woord dat ik vandaag nodig had.