Afke: ‘Ik voel iets branden in mijn ogen en in mijn keel wordt iets weggeslikt’
Columnist Afke (41) is naast moeder van drie ook partner, dochter, ZZP-er, vriendin en buurvrouw. Ze is altijd op zoek naar dat wat (aan)raakt en heeft een zwak voor imperfectie en echtheid. Daar schrijft ze over voor Famme én op haar eigen blog.
Column: Ouderlijk huis
Ik loop door mijn ouderlijk huis. Voor het eerst sinds 20 jaar ben ik hier alleen. Het voelt intiem, het huis en ik zo met z’n tweetjes. Dit is mijn plek. Mijn vingers strijken als een soort begroeting langs de gestucte muren. Ze kennen ieder bobbeltje en ieder achtergebleven spijkertje. De geur van het huis brengt me terug naar toen. Ik loop mijn oude kamer in. Zou het geheime briefje nog onder het stukje losgeraakte tapijt in de hoek liggen? Deze kamer weet veel van mij.
Ik ga in het midden zitten en kijk om me heen. Ik denk aan alles wat ik hier geleerd heb, van zoenen tot een plaatje aanvragen op de radio tot de kans op een gestippelde kip wanneer je een bruine en witte kip kruist met elkaar. Ik denk aan mijn slaapbankje waar heel wat op gesprongen is en ik heel wat gesprekken gevoerd heb met mijn vader (die door mijn moeder was gestuurd). Wat wilde ik graag dat mijn hond daar ’s nachts op sliep. Hij heeft zich nooit overgegeven aan mijn dwingende trekjes.
Friet
Ik denk aan Kokkie, de kip. Ze werd verstoten op de kinderboerderij, de boer wilde haar nek omdraaien en ik besloot haar per direct te adopteren. Met de kip onder mijn arm luisterde ik naar het antwoord van mijn moeder: “NEE.” en van mijn vader: “Ach laat dat kind toch.” Ze woonde op mijn kamer, het hoofd van mijn opmaakpop was haar favoriete plek. Ik zie een zak hangen. Voorzichtig maak ik de rits open en vind mijn trouwjurk. Mijn handen glijden over de kraaltjes en het kant. Ik heb haar nooit verkocht. Eerst uit principe, later omdat ik haar vergat. Ineens herinner ik me dat mijn moeder iedere zondag zelf friet maakte.
Ik heb trek en loop naar beneden. Als ik de koekjeskast opentrek staren theeglazen mij aan. De plek die ik keer op keer geruisloos probeerde te openen om een koekje te pikken heeft een andere bestemming gekregen. Uiteindelijk vind ik de oranje koekjestrommel, leeg, achterin een la waar vroeger de snoeren en cassettebandjes lagen. Ik klem haar tussen mijn armen en kijk uit het raam. Zo vaak heb ik hier zitten staren. Ik zie mensen met baby’s wandelen op de kinderboerderij die in mijn herinnering zelf nog kind zijn. Ik wil ze niet zien. Ik draai mijn hoofd weg en zie foto’s staan van mijn kinderen.
Slappe lach
Normaal kan ik uren naar ze kijken en mijn telefoongeheugen is gevuld met honderden foto’s, maar hun aanwezigheid in deze kamer irriteert me vandaag. De kamer waarin ik zoveel kaarsjes heb uitgeblazen en kinderfeestjes heb gevierd. De kamer waarin ik Appie, mijn parkiet, leerde zingen en waar ik de slappe lach kreeg als ik stil moest zijn tijdens het Achtuurjournaal. Zij horen hier niet tussen. Dit is de kamer waar mijn vader overleed. Dit is de kamer waar ik een zeldzaam antieken beeldje kapot liet vallen toen ik met mijn verliefde hoofd op de nek van mijn puberale vriendje klom. Dit is de kamer waarin ik vertelde dat ik op mijzelf ging wonen.
Ik staar naar de woorden op het briefje dat mijn moeder meegaf toen ik ging. De fotoboeken waar ik in voorkom zijn langzaam ingehaald door albums gevuld met vakanties zonder mij en vrienden. De lamp in de hoek is vervangen door een hipper exemplaar. In plaats van knutselwerkjes hangen er kaarten aan de muur van vrienden die ik niet ken. De stofzuiger ruikt anders. Langzaam besef ik wat er is gebeurd.
Dank je wel
Ik voel iets branden in mijn ogen en in mijn keel wordt iets weggeslikt. Dan gaat de voordeur open. Opgelucht constateer ik dat hij nog net zo kraakt als toen. Stemmen en schoenen komen dichterbij. Ze klinken alsof ze hier vaker zijn geweest. Ze klinken alsof zij hier nu horen. Mijn moeder geeft mij een kus, de buurvrouw zet thee en de buurman zet een muziekje op. ’Dank je wel,’ zeg ik zachtjes in mijn hoofd. Dan ben ik weer gast.