‘Is er iets mis met me omdat ik maar één kind wil?’
Al eerder schreef Fammes Inge over het taboe dat bestaat rondom ‘maar één kind willen’. Meerdere keren. Zelf is ze intens gelukkig met haar one and only peuterdochter van drie. ‘Wat raar dat het je niet leuk lijkt om nog zo’n hummeltje op de wereld te zetten,’ zei een kennis op een verjaardag. Au, die deed pijn.
Toen ik jong was, droomde ik over mijn eigen gezin. Het klinkt een tikkie ongeëmancipeerd, maar dat was volgens mij wat veel meisjes doen als ze jong zijn. Niet dat het mijn droom was een heel voetbalelftal te baren, maar het traditionele huisje, boompje en pak ‘m beet twee beestjes-verhaal zag ik wel voor me.
Spontaniteit rules
Toen ik gestaag richting de dertig ploegde, kregen om me heen steeds meer vriendinnen kinderen. Ik niet; ik was met heel andere dingen bezig. De vriend en ik kregen een baan aangeboden in het buitenland, pakten ons boeltje en stapten in het vliegtuig. Spontaniteit rules, forever young, dat idee.
Tijdens het verstrekken de eerste helft van de dertiger jaren, vonden de vriend en ik het tijd om het nog eens te hebben over dat huisje, boompje en beestje – hoeveel dan ook – verhaal. Hadden we het goed samen? Zeker. Dachten we dat het mooier, leuker en fijner zou zijn met een extra familielid in de zin van een kind? Ja, ook dat dachten we zeker te weten. En dus gingen we ervoor.
Vallen en opstaan
Na wat kunst- en vliegwerk werd onze dochter geboren. Ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik het leven acuut mooier, leuker en fijner vond: dat was niet zo. Je hebt van die moeders die instinctief weten wat ze moeten doen en die het moederschap als een prachtig gegoten jas zit – ik ben niet van dat soort. Met vallen en opstaan leerde ik mijn eigen invulling te geven aan het moederschap. Elke avond zeg ik tegen mijn 3,5-jarige dochter in bed dat ik ‘van haar hou tot de maan en terug’. Elke avond antwoordt ze dat ze dat ook van mij doet, waaruit ik afleid dat best aardig meekom als moeder.
Compleet gevoel
In de maanden na haar geboorte riep ik meteen dat het voor ons hierbij zou blijven. Ik weet dat mensen dachten dat ik dat zei omdat ik de eerste maanden (daar moet eigenlijk ‘dat eerste jaar’ staan) behoorlijk pittig vond, maar zelf wist ik dat dat niet zo was. Het zat dieper dan dat: ik voelde dat het goed was zo, dat we als stel met een prachtige, gezonde en blije dochter compleet waren.
Wordt het niet tijd…?
Toen onze dochter twee was en er nog steeds geen spoor van een volgende zwangerschap was, kwamen de eerste vragen. ‘Is het niet zo langzamerhand tijd…? Nu zit je er nog goed in.’ Evenals zogenaamde geruststellingen als: ‘Bij de tweede ben je een stuk minder angstig en in de war dan bij de eerste’ en strategische analyses als ‘het is de eerste jaren even investeren, maar daarna heb je er alleen maar lol van, echt waar!’ Het zal allemaal best waar zijn, maar voor mij wonnen die argumenten het nooit van dat diepe, pure gevoel van tevredenheid met ons drietal.
Nog zo’n hummel erbij
Vorige week sprak op een verjaardag een vriendin van de jarige de legendarische woorden: ‘Wat jammer dat het je niet leuk lijkt om nog zo’n hummeltje op de wereld te zetten’. Dat was overigens vooral lief bedoeld, want ze keek er heel vertederd en bewonderend naar mijn knappe (al zeg ik het zelf) dochter bij, dus ik ga ervan uit dat ze bedoelde dat de wereld er nog best zo’n knapperd bij kon gebruiken. Klopt, in theorie zou de wereld daar zeer bij gebaat zijn.
Oneerlijk
Helaas heb ik daarnaast ook regelmatig opmerkingen gehoord die ik met de beste wil van de wereld niet positiever kan lezen dan ze klinken. ‘Het is oneerlijk om je dochter geen broertje of zusje te geven’ (waarbij ik innig hoop dat er niet in de buurt een moeder van één staat die er een arm en/of been voor zou geven een tweede kind te krijgen, maar bij wie het niet lukt); ‘een broertje of zusje is het mooiste cadeau dat je je kind kan geven’ (zie boven) en: ‘hoe erg is het nou helemaal om jezelf een paar jaar weg te cijferen?’
Ben ik dan echt zo egoïstisch?
Het lijkt een soort ongeschreven regel dat je, als je besluit kinderen te willen, je er per definitie minimaal twee moet willen. En hoe ridicuul ik die gedachte ook vind, het heeft me de afgelopen jaren wel aan het denken gezet. Is er iets mis met me omdat ik maar één kind wil? Ben ik dan echt zo egoïstisch? Is het leven van mijn kind dan echt gedoemd minder leuk te zijn omdat ze nooit een broertje of zusje zal hebben? Wordt haar leven – en dus ook het onze – er hoe dan ook leuker op als er nog een gezinslid bij komt?
Diepe buiging
Ik ben bijna 38, de tijd tikt door. Om me heen zie ik moeders met twee of drie kinderen ontzettend gelukkig zijn. Hoe mooi: dit is het leven waar zij voor kiezen. Stiekem maak ik een diepe buiging voor de logistieke schema’s die ze erop nahouden – vaak in combinatie met aanzienlijk minder slaapuren, veel meer dienstbaarheid jegens het gezin en beduidend minder me-time dan ik netto per week te besteden heb. Ik denk niet dat ze spijt hebben van hun tweede of derde kind, maar zeker weten doe ik het niet: zeggen dat je spijt hebt van je kind(eren) doet het nou eenmaal niet zo goed op feestjes.
Of. Je. Nog. Een. Kind. Krijgt.
Heel soms vraag ik me af of ik het dan niet maar gewoon moet proberen en zien waar het schip strandt, zien of het leven met twee kinderen nét zo leuk voor ons is, maar op z’n minst dan echt zo ontzettend veel leuker voor haar. Maar lieve mensen, we hebben het hier niet over besluiten of je nog een reep Tony Chocolonely karamel-zeezout in je karretje mikt, maar of je nog een kind krijgt. Ik herhaal: of. je. nog. een. kind. krijgt.
De moraal van het verhaal
En dan weet ik weer dat ik nooit moet twijfelen aan mijzelf en mijn eigen gevoel. Er is niets mis met me, ik ben niet raar, vooruit, misschien een tikkeltje egoïstisch, maar ik ben vooral intens gezegend en gelukkig met die ene, allermooiste dochter van ons.
Lees ook: 12 x waarom ouders van één kind ook heel gelukkig zijn